Op een dag reageerde mijn lichaam niet meer. Ik kon me niet meer bewegen. Ik was wel bij, maar kon niet praten en kon ook niet opstaan uit bed. Het was toen, dat ik de hemel mocht zien. Ik ging, zoals je wel vaker hoort, door een tunnel heen en ik zag toen een enorm grote stad en om die stad stonden muren. Wit van kleur en met een gouden rand aan de bovenkant. Ook zag ik de natuur: bomen en dieren en een meer met helder water. Ik zag een poort van donkerbruin hout, enorm groot en hij stond open. Ik liep ernaar toe en kwam bij de ingang en toen zag ik Jezus naar mij toekomen.
Tekst: Theunus Herder
Het eerste wat Hij zei, was dat ik wel naar binnen mocht kijken, maar niet over de drempel mocht gaan, want dan zou ik moeten blijven, maar het was mijn tijd nog niet.
Jezus zag er zo mooi en bijzonder uit, Hij was wit van kleur, maar een wit dat zo helder is, zo kennen we het niet op aarde. Ondanks dat Hij wit was, kon je Hem zien, Zijn glimlach en stralende ogen, Hij had een gewaad aan, ook wit en met een gouden riem om Zijn middel.
Ik mocht dus naar binnen kijken en ik zag gouden straten van zacht goud en ik zag woningen waar mensen in woonden en ook woningen die gebouwd werden. Geen één woning was gelijk maar helemaal afgestemd op de persoon die er woonde. Aan het einde van de straat stond een tafel vol met overheerlijk voedsel en daarachter twee tronen. Achter de tronen was een niet te tellen aantal engelen die zongen, niet overheersend maar in alle rust.
Het woord was : ‘Jouw ziekte zal niet tot de dood leiden, want Ik heb nog een taak voor je.’
Daarna was ik me weer bewust dat ik in bed lag terwijl ik me nog steeds niet kon bewegen. Uiteindelijk werd ik gevonden en naar het ziekenhuis gebracht, maar ik had diepe rust en het zou goed komen.
Vandaag ben ik alweer een aantal jaren volledig genezen en mag ik in de bediening staan, maar vooral ook echtgenoot, vader, opa, broer, zwager en zoon zijn.