In het boeddhistische Cambodja groeit het christendom snel. Na het einde van de bezetting door Vietnam, in 1991, kwam er godsdienstvrijheid in het land en sindsdien nemen veel mensen Jezus aan. Hierover schrijft het Reformatorisch Dagblad.
Veel zendelingen kwamen er om de ontwikkeling van het land te helpen. Sommige wetenschappers spreken over een groei van het aantal christenen van acht procent per jaar. Na de genocide in de vorige eeuw, waarin er zo’n 1,7 Cambodjanen vermoord werden, waren er nog zo’n tweehonderd christenen. Inmiddels zijn dat er ongeveer 550.000, op het totaal van zestien miljoen inwoners. 85 procent heeft een boeddhistische achtergrond.
Het Reformatorisch Dagblad schets een verhaal van een bekeerde vrouw, ter illustratie van wat er in het land gebeurt.
„Ik vond dat ik geen waarde had, geen hoop in mijn leven, geen vrede. Ook had ik geen vermogen om lief te hebben of om goed te doen. Ik hield niet van de naam Jezus. Ik ging naar de pagoda om goede karma te krijgen. Ik dacht dat ik het dan beter zou krijgen, maar dat was niet zo, maar toch bleef ik gaan.”
Op een dag krijgt haar broer een Bijbel in het Khmer, de nationale taal. “Ik zei: ‘Waarom zou je een religie van buitenlanders aanhangen?’ Als mijn broer niet thuis was, keek ik stiekem in zijn Bijbel. Ik sloeg hem open en kwam uit bij Johannes. Er stond daar veel over de liefde. Ik voelde me erg aangesproken, want ik kwam zo veel liefde tekort.”
“Door het lezen ervoer ik een vreugde die ik voorheen niet kende. Toen wist ik: God is goed en ik wil de Heere volgen!”