Door: David Wilkerson (1931-2011)
Heb je ooit een vriend of geliefde uit het niets tegen je horen zeggen: “Ben je boos op me? Heb ik iets verkeerd gedaan?” Je bent misschien gewoon stil, diep in gedachten, dus je antwoordt: “Nee, ik ben niet boos. Je hebt niets gedaan wat me heeft gekwetst. Ik ben gewoon even stil op dit moment.”
Vervolgens blijven ze aandringen: “Was het iets dat ik zei?” “Nee, je hebt niets verkeerd gezegd. Alles is goed.” Uiteindelijk – om de persoon te overtuigen – moet je hem omarmen. “Kijk, ik geef om je! Ik ben niet overstuur. Maar als je zo doorgaat, maak je me wel overstuur!”
Geliefden, dit is hoe we onze hemelse Vader vaak behandelen. Aan het eind van de dag nemen we tijd met God en zeggen we: “Laat me eens nadenken, hoe heb ik Jezus vandaag bedroefd? Wat heb ik verkeerd gedaan? Wat ben ik vergeten te doen?
Mijn leven is zo’n puinhoop dat ik niet eens weet hoe Hij van me kan houden. Heer, vergeef me nog één keer. Op een dag zal ik zo gehoorzaam zijn dat U het gemakkelijk zult vinden om van me te houden.”
Welkom
Ondertussen is God daar de hele tijd en wacht Hij erop je te omarmen. Hij wil je laten zien hoeveel hij van je houdt, en wil dat je rust in Zijn liefde. Toen de verloren zoon thuiskwam, werd hij weer welkom geheten in het huis van zijn vader.
Hij kreeg een nieuwe mantel, at aan de tafel van zijn vader en ontving volledige vergeving. Het enige dat deze zoon wist, was dat hij veilig was in de liefde van zijn vader. Hij wist dat zijn vader hem zou verdragen, met hem zou werken, van hem zou houden. Zo is onze hemelse Vader bij ons.
Terugkeren
Hoe ver we ook van onze Vader afdwalen, we hebben voortdurend de mogelijkheid om terug te keren. We moeten deze woorden geloven:
“Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten in Christus, zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld, dat wij heilig en onberispelijk voor Hem in liefde moeten zijn, omdat Hij ons heeft voorbestemd tot aanneming als zonen door Jezus Christus voor Zichzelf, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van zijn genade, waarmee Hij ons heeft aangenomen in de Geliefde” (Efeziërs 1:3-6, NBV).
God wacht met uitgestrekte armen om iedereen te omarmen die Zijn liefde accepteert en terugkeert naar Zijn aanwezigheid.
Lees hier het originele artikel.