Dominee David ten Voorde heeft veel literatuuronderzoek gedaan naar het fenomeen ‘wonderen en tekenen’ in de geschiedenis ná het boek Handelingen. Hij kwam tot een bijzondere ontdekking: in de eerste vier eeuwen na Christus kwamen er bijzonder veel wonderen voor.
Een van de schrijvers die Ten Voorde heeft onderzocht is professor Ramsay MacMullen. Hij is geen theoloog – maar is als historicus dé expert op het gebied van het Romeinse rijk. “Hij schreef ondermeer het boek Christianizing the Roman Empire A.D. 100-400. Het gaat over het tijdperk van 100 tot 400 na Christus. In die periode is het christendom hard gegroeid. De hoofdvraag in het boek is dan ook, hoe de christenen zo succesvol waren in het evangeliseren of het kerstenen – het christen-maken – van het Romeinse Rijk.” Wat was hun geheim?
Naar schatting kwamen er per generatie een half miljoen mensen tot geloof.
Op deze vraag kwam een duidelijk antwoord. “Al die dingen die in Handelingen gebeurden, zijn de eerste vier eeuwen gewoon doorgegaan. Naar schatting kwamen er per generatie een half miljoen mensen tot geloof. De belangrijkste redenen hiervoor waren genezing én exorcisme, oftewel bevrijding. Deze wonderen waren een normaal onderdeel van de kerk.”
Hoe gingen de kerkvaders van die tijd er mee om?
Ook de kerkvaders vonden het normaal. “Je kunt denken aan Ignatius, Polycarpus, Cyprianus, Justinus Martyr, Tertullianus, Origenes en Irenaeus. Deze bekende namen schreven allemaal over het genezen en bevrijden van mensen. Daarbij waren juist ook de gewone mensen – eenvoudige gelovigen – er actief mee bezig.”
“De eerste christenen waren met name ongeletterde en onopgeleide mensen. Weinigen waren intellectueel, maar eerder slaven en arbeiders. Ze leefden in drukbevolkte stadswijken, maar ze stonden bekend als gelovigen en dreven demonen uit. Juist het uitdrijven van demonen was een groot getuigenis. Het liet de mensen zien: onze God is sterker dan jullie goden. De meeste evangelisatie-acties bestond uit één-op-één evangelisatie in je straat of op je werk. Het waren niet alleen de grote apostelen of belangrijke kerkleiders, maar gewone discipelen zoals jij en ik. Precies zoals in de evangeliën en in Handelingen gebeurde.”
Aan het einde van deze periode was er ook nog Augustinus, de kerkvader die eerder bekend staat als scepticus als het gaat om wonderen. “Hij zei in de eerste jaren van zijn bediening dat hij niet geloofde in wonderen en tekenen. Augustinus zei dat God bijna geen wonderen meer deed. Wonderen konden misschien wel gebeuren, maar je hoefde dit niet echt te verwachten. Deze uitspraken hebben veel mensen beïnvloed in hun denken over genezing en wonderen, onder wie Johannes Calvijn.”
Dat Calvijn steeds teruggreep op zijn oude uitspraken, doet geen recht aan het hele levensverhaal van Augustinus.”
Deel van de waarheid
Desondanks is dit slechts een deel van de waarheid, zegt David. “Augustinus heeft deze uitspraken later teruggenomen in zijn boek Retractationes. Hij kon er namelijk niet meer onder uit. Hij zag in zijn Noord-Afrikaanse gemeente in Hippo in twee jaar tijd 70 wonderen gebeuren, wat hij beschreef in het boek De stad van God. Daar zaten hele grote wonderen bij, zoals genezing van blindheid, artrose, mensen die een ongeluk hebben gehad en zelfs mensen die uit de dood opstonden. Het was heel bijzonder. Dat Calvijn steeds teruggreep op zijn oude uitspraken, doet geen recht aan het hele levensverhaal van Augustinus.”
Na de eerste vier eeuwen was er een afname van wonderen waar te nemen, maar in elke fase van de menselijke geschiedenis waren er nieuwe oplevingen waarbij wonderen en tekenen weer opdoken. “De theorie dat wonderen en tekenen stopten na het boek Handelingen, is historisch gezien onjuist.”