Op de reclameboodschappen van de Week van het Leven zijn verschillende klachten binnengekomen bij de Reclame Code Commissie. Vandaag kreeg het Platform Zorg voor Leven de kans daarop mondeling te reageren, in aanvulling op het schriftelijke verweer tegen de behandelde klachten.
Geen misleiding
Zoals ieder jaar kwam er in de weken na de Week van het Leven een reeks klachten binnen bij de Reclame Code Commissie. Het is goed dat de commissie streng toezicht houdt, zodat reclame- uitingen fatsoenlijk blijven en geen misleiding bevatten. Het Platform Zorg voor Leven, het prolife- collectief dat de Week van het Leven organiseert, onderwerpt zichzelf ook aan strenge regels: ‘Wat er namens het platform wordt gezegd of uitgebeeld moet kloppen, beschaafd zijn en verdedigbaar’, vertelde Martijn Schot, voorzitter van het Platform Zorg voor Leven.
Confronteren mag
Dat betekent echter niet dat een uiting nooit mag confronteren. Dit jaar koos het platform voor een animatie van een ongeboren kind. Deze animatie laat zien dat het leven in de baarmoeder geen verwaarloosbaar klompje cellen is, maar een mens tijdens de vroegste fasen van ontwikkeling. Deze insteek is voor een groot deel ingegeven door de razendsnelle ontwikkelingen rondom de toegankelijkheid van abortus. Zo zijn er binnen het Europees Parlement, de Tweede Kamer én sommige media al dwingende geluiden te horen waarin abortus als een mensenrecht wordt neergezet.
Om ook aandacht te geven aan de toekomst van zo’n pril leven, ’ontwikkelt’ de animatie zich verder door dan de 24-wekensgrens die in Nederland geldt. Op die manier wordt de abortusdiscussie gevoerd mét oog voor de baby die er zou zijn als zijn of haar leven niet op een eerder moment werd beëindigd.
Doorgaan
Martijn Schot kijkt dan ook met een hoopvolle blik naar de toekomst: ‘Het platform gaat door met de positieve boodschap voor het leven. Die wordt soms ook ingevuld door het ongeboren leven te laten zien voor wat het is: wonderlijk gemaakt, met intrinsieke waarde, uniek DNA en een toekomst zoals die van u en mij.’