Schrijfster Marianne de Ruijter voelt al jarenlang een groot mededogen met kinderen die in de slavernij leven. Toen ze las over kindslaven in Ghana, besloot ze niet langer te zwijgen. Ze schreef het boek ‘Ik mis mijn naam’ om bekendheid te geven aan de schrijnende situaties onder kinderen. “We denken dat de slavernij is afgeschaft, maar intussen leven op en rond het Voltameer tienduizenden kinderen in slavernij. De omstandigheden zijn onmenselijk!”
Marianne vertelt hoe haar compassie omtrent dit onderwerp begon. “De aanleiding was zo’n veertig jaar geleden toen ik zag hoe Oprah Winfrey zo’n twintig kinderen bevrijdde van de slavernij. Ik vond het verschrikkelijk dat het bestond. Ik heb daar desondanks niets mee gedaan.”
“Totdat ik in de Eva anderhalf jaar geleden een artikel las dat International Justice Mission (IJM) al jaren kinderen bevrijdt, onder andere in Ghana. Ik schrok daar zo van, dat ik besefte: nu is het mijn tijd om hier iets aan te doen. Ik heb contact opgenomen met IJM en daarnaast veel over de situaties bekeken, gelezen en YouTube filmpjes gekeken. En zo ontstond het idee dat ik er een boek in fictie-vorm over wilde schrijven. De waargebeurde verhalen van deze kinderen moet verteld worden! Daar kreeg ze ook toestemming voor van haar redacteur Jan Meins en Scholten Uitgeverij.”
Geronseld
Marianne zoomt in op schrijnende situaties die in een land als Ghana plaatsvinden, die terugkomen in het boek. “Er worden daar kinderen geronseld door familieleden en recruiters, zodat ze doorverkocht kunnen worden. Tegen de ouders wordt gezegd dat de kinderen naar school gaan, maar ondertussen worden ze naar de vissers gebracht, waar ze nooit meer weg komen.”
“Daar worden ze in het water gegooid, als ze blijven drijven zijn ze sterk genoeg, als ze verdrinken is dat een teken dat ze ongeschikt zijn. Afschuwelijk.”
“Het leed voor deze kinderen is onmenselijk groot. Ze worden uit hun vertrouwde omgeving weggerukt en zijn overgeleverd aan een visser die hen meeneemt op het Voltameer. Daar worden ze in het water gegooid, als ze blijven drijven zijn ze sterk genoeg, als ze verdrinken is dat een teken dat ze ongeschikt zijn. Afschuwelijk. Soms moest ik even afstand nemen van het verhaal, omdat ik het zo erg vond. Maar ik ervaar sterk vanuit mijn geloof in God dat ik dit verhaal moest schrijven. Ik moet en wil de stem zijn voor deze kinderen.”
“Nu ik dit weet, kan ik het niet meer loslaten, de wereld moet weten dat dit bestaat. Natuurlijk moeten we ook naar het grotere plaatje kijken. Bijvoorbeeld dat de mannen in de visserij ook economische hulp nodig hebben, zodat ze niet meer afhankelijk zijn van de kinderen.”
Trokosi
Marianne stuitte ook op de ‘Trokosi-slavernij’ Tro = god, kosi= slaaf. Slaaf van de goden dus. “Als een voorouder iets slechts heeft gedaan moet een maagd (binnen de familie en vaak meisjes vanaf zes jaar), boeten voor de zonden van hun grootouders. Doen ze dit niet, straft god hen en sterven hun familieleden. Wat een belasting voor een kind!”
In deze vorm van slavernij worden maagdelijke kinderen gegeven aan het heiligdom (de shrine) van priesters. “Deze kinderen worden seksueel misbruikt door priesters en moeten zwaar lichamelijk werk doen. Ze krijgen geen eten of drinken als ze het niet goed doen. Als je dan stiekem toch eten pakt, slaan ze je bijna dood. Zij zien en behandelen deze meisjes als het minderwaardigste vee. Daar zijn ze voor!”
Bewogen
Marianne vertelt hoe het komt dat ze zo bewogen is met deze christenen. “Ik ben een christen en ik ben ervan overtuigd dat we bewogen moeten zijn met de zwakkeren. Daarbij heb ik altijd met kinderen gewerkt: ik heb kinderevangelisatie gedaan en heb met kinderen musicals geschreven en uitgevoerd in theaters. Ook heb ik kinderbijbelclubs geleid en aan straatevangelisatie gedaan. Het is belangrijk dat we niet zwijgen. Het evangelie, maar ook het onrecht aan het kind moet verkondigd worden. Romeinen 10: 14-15 zegt: ‘Hoe zullen zij horen zonder prediker?'”
“In 1863 is de slavernij gestopt, maar niet bij kinderen. Dat vind ik zo verschrikkelijk. Er zijn zoveel kinderen die nu hulp nodig hebben. Slavernij moet stoppen!” om met IJM te spreken ‘Until all are free!'”
“Als ik in de avond naar bed ga, dan zie ik in gedachte al die kinderen liggend op een matje, in een klein bedompt hutje. Dat doet echt iets met je.”
“Gelukkig zijn er ook veel lichtpuntjes, bijvoorbeeld dat organisaties als IJM heel veel kinderen hebben kunnen redden uit de ellende. Met de de lokale autoriteiten bevrijden zij kinderen en zorgen zij ervoor dat de daders door de rechtbank worden veroordeeld. Zij geven slachtoffer- en traumazorg totdat het kind weer terug kan in de maatschappij.”
“Ik wil graag aan dit werk bijdragen, vandaar dat de winst van mijn boek : Ik mis mijn naam, volledig naar IJM gaat. Ik hoef er niets aan te verdienen, als de problemen maar stoppen.”
“Als ik in de avond naar bed ga, dan zie ik in gedachte al die kinderen liggend op een matje, in een klein bedompt hutje. Dat doet echt iets met je.”
In het boek ‘Ik mis mijn naam’ krijg je een inkijkje in de schrijnende gevallen die plaatsvinden in Ghana. Daarbij zitten er ook hoopvolle en humoristische passages in het boek. Klik hier om het te bestellen.