In het verhaal van het dochtertje van Jaïrus en de bloedvloeiende vrouw wordt er veel gesproken over geloof. De vloeiende vrouw wordt genezen omdat haar geloof haar heeft behouden (Mark 5:34). En ook in de geschiedenis van het dochtertje van Jaïrus komt het geloof weer terug (Mark. 5:36). In dit artikel een situatie van een gebroken identiteit waarin we Jezus’ perspectief mogen volgen en geloof mogen hebben.
In het vorige artikel over het dochtertje van Jaïrus, introduceerde ik de bloedvloeiende vrouw al even als de vrouw die de stoet onderbrak. Ik kan me voorstellen dat ze door haar gedrag niet alleen een boze blik van Jaïrus heeft gekregen…
‘Onrein’
De vrouw was al jaren lang ongesteld. Volgens de wet is een vrouw als ze vloeit onrein, dat had te maken met hygiëne. Iedereen die ze aanraakte was onrein en alles wat vastpakte moet eerst gereinigd worden voordat het door een ander mocht worden gebruikt. Ze is een verstotene van de samenleving en ze leefde waarschijnlijk in isolatie buiten de poort. Ze is een ‘nobody’ geworden: ongezien en ongewaardeerd. De vrouw heeft alles verloren, zelfs haar geld aan de bezoekjes van tientallen dokters. Ze heeft geen geld meer, weinig contact met familie en ze heeft nog amper vrienden. Totdat ze het lef heeft om – tegen alle regels in – zich door de menigte heen naar Jezus te dringen. Wanneer ze Hem aanraakt, maakt ze Hem níet onrein. Het omgekeerde gebeurt: Jezus maakt háár rein. Ze geneest lichamelijk: ‘de bron van haar bloeding droogt op’.
Maar hier stopt het verhaal niet. Jezus draait Zich om, wetend dat iemand genas door de kracht die in Hem is. Hij ziet de vrouw die al weer weggedoken is tussen alle andere mensen. De stoet staat stil. Jezus vraagt of de persoon die Hem heeft aangeraakt, zichzelf kenbaar wil maken. De vrouw moet haar verhaal op tafel leggen, inclusief alle schaamte en angst voor afwijzing die daaromheen hangt.
Twee mensen staan naast elkaar: Jaïrus, de man met aanzien, die om Jezus om hulp gevraagd heeft en nu ongeduldig staat te wachten. En de kwetsbare vrouw zonder identiteit, waarvan we de naam niet eens weten, die alle maatschappelijke normen op eigen initiatief doorbreekt om Jezus’ hulp af te dwingen. Beiden hebben op hun eigen manier geloof.
Jezus reageert (vs.34): ‘Dochter, je geloof heeft je gered. Ga heen in vrede (‘Shalom’) en wees genezen van wat je zo pijnigt.’ In één zin herstelt Jezus alle gebrokenheid van de vrouw: Hij geeft haar een nieuwe identiteit: ze is voor het eerst sinds jaren weer geaccepteerd en is nu kind van de Vader. Ze is lichamelijk gezien niet langer meer onrein en mag onder het geestelijk juk van schaamte vandaan komen. Jezus gebied Zijn goddelijke vrede om over haar heen te komen: ze ontvangt innerlijke en uiterlijke heelheid en mag volkomen in haar bestemming gaan wandelen.
Grijp de mantel van Jezus – onder welk juk je ook gebukt gaat – en kijk vanuit het perspectief van Jezus. Jij wordt geaccepteerd door de Vader als Zijn zoon of dochter en je ontvangt Zijn ‘Shalom’ (innerlijke en uiterlijke heelheid) zodat je volledig tot je bestemming kan komen.