In het vorige artikel hebben we gelezen waarom het belangrijk is om opwekkingen te bestuderen. In de video-uitzending die bij het artikel hoort hebben we gezien dat er in de tijd van Jezus en het boek Handelingen een enorm grote opwekking gaande was. Duizenden mensen werden genezen en tienduizenden mensen werden gered.
Kolossenzen 1:5 … namelijk van het Evangelie. 6 Dit is naar u toe gekomen zoals ook in de hele wereld, en het draagt vrucht zoals ook onder u…
De eerste paar honderd jaar van het christendom verspreidde het christendom zich razendsnel en de gaven van de Geest waren volop werkzaam. Ook na de tijd van het boek Handelingen zijn er volop wonderen en tekenen. Ireneüs van Lyon (circa 140 – circa 202) is de eerste grote theoloog en kerkvader van de christelijke kerk, na de periode van de apostelen. Zijn betekenis voor de vroegchristelijke kerk is heel groot geweest.
Ireneüs was bisschop van Lyon en is bekend geworden omdat hij fel schreef tegen gnostiek en andere dwaalleren uit die tijd. Uit zijn werken blijkt dat in die tijd de Heilige Geest sterk werkte. In zijn werk ‘Tegen Dwaalleer’, laat hij zien dat bepaalde gnostische leraren beweerden dat Jezus nooit een fysiek lichaam heeft gehad. Ireneüs gaat hier tegenin door te laten zien dat de discipelen van Jezus ook in Zijn tijd wonderen en tekenen verrichtten, duivels uitdreven, visioenen kregen, profetieën uitspraken en zieken genazen. Hij schrijft ook over het opwekken van doden en het spreken in tongentaal. Dit soort getuigen laat duidelijk zien dat de gaven niet verdwenen waren.
Hoe verdween de opwekking?
In 312 na Chr. bekeerde keizer Constantijn zich tot het christendom. Dit was het begin van een kerk die ging voor aardse macht en het eind van de ‘charismata’/gaven van de Geest als onderdeel van de kerk. Dit zorgde voor vrijheid van godsdienst aan alle inwoners, maar gaf ook speciale gunsten aan de christelijke kerk. Hierdoor kwamen er mensen bij de kerk die niks om de kerk gaven maar zochten naar sociale of politieke voordelen.
Constantijn raakte direct betrokken bij de kerk en zorgde ook voor de vermenging van kerk en staat. Constantijn zorgde er ook als eerste voor dat er ruimten voor de kerk werden gebouwd om religieuze samenkomsten te houden. Hiervoor kwamen gelovigen samen in (grote) huizen. Deze bouwde hij overeenkomstig de architectuur van de buurthuizen en stadhuizen van die tijd. Voorin het gebouw stond een soort troon en er waren rijen met stoelen voor de mensen. Hierdoor kon de gemeente eigenlijk moeilijk betrokken raken bij het proces voorin. Constantijn stierf in 337 na Christus, maar zijn zonen gingen door met het uitoefenen van zijn beleid. In 381 na Christus zorgde de nieuwe keizer, Theodosius I ervoor dat het Christendom de enige toegestane religie was. Ieder die iets anders geloofde werd gestraft. Hierdoor kwamen er ontzettend veel heidenen in de kerk te zitten die niets geloofden van het christendom. Zij namen hun ideeën en rituelen mee de kerk in. Hierdoor verloor de kerk al haar bovennatuurlijke kracht. De katholieke kerk ontstond zodoende en werd erg sterk georganiseerd en vastgezet in structuren. De kerk stelde bisschoppen aan die verantwoordelijk waren over bepaalde gebieden en zij mochten als enige onderwijs geven, mensen dopen, etc.
Doordat de kerk meer een instituut wordt nemen de gaven van de Geest af. De sterke structuren, organisatie en beperkingen voor de ‘gewone’ gelovigen gingen ten koste van de werking van de Geest. Hierdoor begint het cessationisme te ontstaan, de leer die zegt dat de Gaven van de Geest niet meer werkzaam zijn.
Hoe meer de aardse regering van de kerk tot stand kwam hoe meer de hemelse regering verdween.
Hoe meer de aardse regering van de kerk tot stand kwam hoe meer de hemelse regering verdween. Hoewel de gaven uit het kerksysteem verdwenen, verdwenen zij niet helemaal. Zij begonnen nu te verschijnen onder gelovigen die ontsnapten uit dit systeem. Zij zonderden zich af van de samenleving en weidden hun leven toe aan God in gebed. Zij werden bekend als de monniken van die tijd. Of zij waren een belangrijke kracht in de Middeleeuwen en zorgden ervoor dat de wonderwerkende kracht van Christus bleef bestaan.
Langzaam maar zeker begint zich dit in de kerkgeschiedenis te herstellen door de voorlopers van de Reformatie, waar we in een volgend artikel naar zullen kijken. Voor nu is de belangrijkste les: hoe meer menselijke controle, hoe minder beweging van de Heilige Geest.
Hoe meer menselijke controle, hoe minder beweging van de Heilige Geest.